Tien flashcard tips
Als je eenmaal je flashcard die je besteld hebt in huis hebt, dan begint het leren en de plezier pas! Nu moet jij je flashcards gaan beschrijven. Leer je voor het eerst doormiddel van flashcards? Dan kun je vast wel een paar nuttige tips gebruiken om de flashcard te maken. Zelfs als je de leermethode van flashcards al kent, kan het handig zijn om deze tien flashcard tips te gebruiken. Zo kun je leren met flashcards nog efficiënter, makkelijker en misschien nog wel leuker maken dan dat het al is!
1. Schrijf je flashcards altijd zelf
Het is wetenschappelijk aangetoond dat er een groter hersengebied actief is als je iets schrijft en/of tekent dan wanneer je er alleen maar naar kijkt. Zodra jij je flashcards maakt, ben je dus eigenlijk al aan het leren. Leen daarom dus ook geen flashcards van je mede-studenten of van bekenden die voorgaande jaren cum laude zijn geslaagd of afgestudeerd. Je houdt alleen jezelf voor de gek. Ook de voorgedrukte flashcards werken lang niet zo goed dan de flashcards die je zelf hebt geschreven.
2. Maak tekeningen bij je tekst
Mensen zijn visueel ingesteld en onthouden beelden veel makkelijker dan woorden. In de cognitieve psychologie noemen ze dit ‘beeld superioriteitseffect’. Het is eigenlijk ook wel logisch, want beelden bestaan al ruim 200.000 jaar op ons netvlies en woorden staan er amper 5.000 jaar op. Denk nu niet ‘dan maak ik alleen maar tekeningetjes’, want die vlieger gaat niet op. Juist door de combinatie te volgend van woorden en beelden onthouden we het beste.
3. Gebruik of bedenk ezelsbruggetje
Soms creëren je hersenen spontaan associaties om iets te onthouden, dit staat beter bekend als het ezelsbruggetje. Deze ezelsbruggetjes zijn goud waard bij het studeren, dus schrijf of teken ze zeker op je flashcard. Een gemiste kans als je het niet doet. Ezelsbruggetjes kunnen rijmpjes zijn of niet bestaande woorden, zoals; TV-TAS. Het woord zelf heeft geen betekenis, op deze manier onthouden mensen de volgorde van de Waddeneilanden (Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog). Zo had je vroeger vast ook je eigen ezelsbruggetje om onthouden wat bijvoorbeeld bakboord en stuurboord is (de ‘r’ van stuur staat voor ‘rechts’ en de ‘k’ van bak staat voor ‘links’). Ook heb je vast wel een ezelsbruggetje voor het symbool ♂︎
4. Zet slechts één vraag op een flashcard
Het gaat erom dat jij je met flashcards kunt focussen op een specifieke moeilijkheid, of dat nu een scheikundige formule is of een definitie van een moeilijk woord. Om die focus vast te houden is het beter om maar één vraag of moeilijkheid op een flashcard te zetten. Bij woordjes in een vreemde taal kun je overwegen om meerdere woordjes over hetzelfde onderwerp op het kaartje te schrijven, bijvoorbeeld ‘keuken’, ‘koken’, ‘eten’, ‘drinken’, ‘koelkast’ etc… Toch is het beter om dat niet te doen, want je hersenen halen ‘herkenning’ en ‘herinnering’ nog wel eens door elkaar. Als je vijf dingen moet onthouden en er maar vier weet terug te halen, dan ben je er toch nog één vergeten. Dan kan het zo zijn dat je achteraf zoiets hebt van ‘ach ja, dat wist ik wel’ en dan ben je mooi de pisang als de examenvraag precies over dat vijfde dingetje gaat.
5. Maak van een complex probleem meerdere vragen/kaarten
Complexe materie dat uit veel feiten bestaat die moeilijk zijn te onthouden, kun je beter in ‘stukjes knippen’, dit wil zeggen dat je het moet opdelen in meerdere vragen. Zo kun jij je beter focussen op ieder specifieke onderdeel. Neem bijvoorbeeld de hersenen, de vraag kan zijn: omschrijf de anatomie van de hersenen. Je begrijpt dat hier geen simpel of kort antwoord op te geven is. Daarom kun je het beter verdelen in meerdere flashcard dat focust op ieder specifieke deel van de hersenen met op de voorkant een tekening van de hersenen met daarop in kleur het desbetreffende hersendeel. Dan krijg je misschien wel meer dan 20 kaartjes. Bovendien kun je dan ook makkelijker ‘andersom’ leren, dus eerst het antwoord en dan de vraag.
6. Zeg de antwoorden hardop als je leert
Door je antwoorden hardop uit te spreken leer je niet zozeer beter, maar je voorkomt dat je gaat ‘valsspelen’. Pas als je het antwoord hebt gegeven mag je het kaartje omdraaien om te kijken of je het antwoord goed hebt. Nog beter is om iemand anders de vraag te laten stellen, zodat je het antwoord wel hardop móet zeggen, dan kan de persoon die jou overhoort kijken of het antwoord klopt. Op deze manier kun je niet even stiekem kijken en dan het antwoord geven. En onthoud met valsspelen leer je niets en heb je uiteindelijk alleen jezelf ermee!
7. Bestudeer beide zijden van je flashcards
Soms kun jij je flashcards van beide kanten op leren. Het is logisch dat je het antwoord bij de vraag geeft, maar soms is het ook nuttog om de vraag bij het antwoord te geven. Immers, ook op een proefwerk of examen kunnen ze de vraag andersom stellen. Neem nu het leren van Franse woordjes als voorbeeld. Je kunt leren dat ‘vanavond’ in het Frans ‘ce soir’ betekent, maar andersom kan het ook, dus dat je leert wat ‘ce soir’ betekent. En zo kun je bijvoorbeeld ook scheikundige formules of elementen leren.
8. Flashcards zijn niet heilig
Een beetje vreemd om van ons te vernemen, maar flashcards zijn natuurlijk niet heilig. Er zijn ook andere manieren om spelenderwijs of efficiënter te leren. Zo kun je bijvoorbeeld iemand uit het desbetreffende vakgebied interviewen of een dagje meelopen voor een andere kijk op de leerstof, bepaal je prioriteiten en maar een tijdschema, leer steeds op dezelfde momenten van de dag en in dezelfde ruimte, maak aantekeningen (deze kun je gebruiken voor je flashcards), bedenk een quiz met je studiegenoten en stel fantastische prijzen in het vooruitzicht, doe actief mee tijdens de les in de klas, wees niet bang om domme vragen te stellen, die bestaan namelijk niet, die bestaan namelijk niet. Ook het maken van een ‘mindmap’ is een geliefde leermethode.
9. Laat je overhoren door iemand anders
Om te controleren of je goede flashcards hebt gemaakt kun jij je laten overhoren door iemand anders. Een studiegenoot is natuurlijk perfect, omdat die met dezelfde stof bezig is, maar iemand die juist helemaal niets over jouw leerstof weet is misschien nog wel beter. Aan de hand van de gestelde vragen weet je precies of je de juiste flashcards hebt gemaakt. Ook kun je niet smokkelen of valsspelen als jij je laat overhoren door iemand anders.
10. Denk eraan: KISS! (Keep It Simple Stupid)
Misschien wel de meest waardevolle tip van deze lijst: maak je flashcards niet te moeilijk. Ook al denk je dat je een bepaald onderdeel al aardig onder de knie hebt, houd het simpel! Schrijf zo weinig mogelijk informatie op een flashcard. Beter 25 heldere flashcards dan 10 waar te veel op staat. Dat geldt ook voor de tekeningetjes die je maakt. Houd het begrijpelijk, je hoeft je flashcards natuurlijk niet in te lijsten of te exposeren, dus zorg ervoor dat jij ermee kunt werken. Het enige doel van je flashcards is om efficiënter te leren en hogere cijfers te halen.